2 februari 2011

Cyberwijf

Een schoonheid als Lotte had ik nog niet gezien die avond, of het moest het meisje van de supermarkt zijn, bij wie ik drie blikjes whisky-cola afrekende, voor ik naar het café liep waar ik mijn afspraak zou ontmoeten. Deze Lotte had me ergens in oktober van het vorige jaar gemaild. Ze bejubelde mijn schrijfwerk op dit blog, schreef dat ik een interessante persoonlijkheid had en stak niet onder stoelen of banken dat ze me aantrekkelijk vond. Nu ben ik vrij principieel wat virtuele aanbidders betreft: die ontmoet ik niet. Maar het wil wel eens voorkomen dat ik drink. En als ik dronken ben, zit ik ook achter de computer, en als ik dronken achter de computer zit blijft er maar weinig over van die toch al spaarzame principes van mij. Dus we spraken af.

Een meisje hoeft niet veel te kunnen om mijn aandacht vast te houden. Als ze een beetje lekker is, intelligent overkomt en foutloos kan typen, komt ze al een heel end. Lotte schreef prachtig, met bijzinnen, drie puntjes… En verhaalde weinig omfloerst over pijnlijke zaken waarmee ze moest dealen in haar prille leven. Ik had te maken met een gekwelde geest, dat ontdekte ik reeds na haar derde mail, maar dergelijke meisjes spreken me aan, vooral omdat ze kwetsbaar zijn en makkelijk te beïnvloeden, wat het voor mij eenvoudiger maakt om ze helemaal in te palmen en bedonderen, want zo ben ik: een hufter van de bovenste plank.

Ik veinsde interesse in haar wereld en haar beschrijvingen van wat ze zoal meemaakte, dat hield ik drie maanden vol, tot ik het tijd vond om haar te ontmoeten. Zoals ergens hierboven vermeld, nog voor ik afdwaalde naar een veel te lange beschrijving van het verleden, zag ik direct dat Lotte een lekker wijf was. Ze zat aan de bar en nipte van een glas martini, als ik me niet vergis. Ik schudde haar de hand, wenkte het barmeisje mij een whisky te serveren en liet mijn beide armen rusten op de bar. ‘Zo, dan ontmoeten we elkaar nu ook eindelijk een keer in het echt,’ zei ik om het ijs te breken. Terwijl ze ongemakkelijk, heel erg verlegen, begon te giechelen, bestudeerde ik haar lichaam.

Anders dan je zou verwachten van een internetmeisje zag deze Lotte er prima uit. Eigenlijk was ze gewoon een lekker wijf. We dronken de hele avond en spraken over van alles en nog wat. Ze herhaalde al haar verhalen, nuanceerde soms een aantal zaken en bleek ook humor te hebben. Ze lachte veel. Eigenlijk lachte ze alleen om haar eigen grapjes, bedacht ik na een paar uur. En terwijl ze haar relaas deed van een of ander volkomen oninteressant avontuur, en ik in mijmeringen verviel, concludeerde ik dat dit mokkel wel erg graag naar zichzelf luistert. Sterker nog, dat irritante stemgeluid van haar domineerde zowat het hele café. Af en toe probeerde ik haar te onderbreken, maar dan hield zij haar adem in, net zolang tot zij weer mocht ratelen.

En dan te bedenken dat ze in haar mails zo’n fragiele indruk maakte, ik kon er niet over uit. Zelfs aan het begin van deze avond sprak ze ingetogen, welhaast timide. Er was niets meer van over. Zij was een praatmachine. Dat gezwatel van dat kutwijf zorgde ervoor dat je zelfs verlamd door een fles whisky geen goesting zou krijgen om je pielemans in haar te slingeren. Het liefst viel ik dood neer van mijn kruk. Dat is normaal ook dikwijls het geval, maar nu was er een aanwijsbare reden. Ik moest van haar af. Eerst begon ik te flirten met het barmeisje. ‘Hé, schatje, hoe heet jij?’ vroeg ik luid en duidelijk zodat ook Lotte me zou verstaan. Het barmeisje keek me boos aan.

‘Weet je dat niet meer, lul?’ schreeuwde ze vervolgens. Ze pakte een leeg borrelglas en smeet dat mijn richting op. ‘We hebben het vorige week nog met elkaar gedaan!’ Dat was waar. Nu zag ik het ook. Intussen bulderde Lotte van het lachen. Ze begon een heel verhaal over een neef die een identiek voorval had beleefd als ik zojuist. Ik hoopte dat die neef eerdaags in zijn kont zou worden geneukt door een bronstig nijlpaard met gonorroe. En Lotte wenste ik toe dat een school stekelbaarzen haar flamoes zou binnendringen tijdens een middagje naaktzwemmen in dat ene meer van de Morvan, dat achter het zomerhuis van haar ouders ligt, en waar zij al drie keer over heeft verteld.

Nee, er viel veel te zeggen over mijn leven, maar niet dat het over rozen ging. Zo tegen een uur of drie had ik het wel gezien. Ik besloot dat ik haar zou lozen. ‘Luister, Lotte, ik vind je heel aardig en zo, maar ik vrees dat het niet gaat werken tussen ons.’ Lotte keek me verdwaasd aan. ‘Hoe bedoel je?’ vroeg ze met een schor stemmetje. ‘Ik vind je gewoon een enorm kutwijf. Sorry. Ik ben eerlijk.’ Ze gleed van haar kruk en stoof naar buiten. Ze was woest! Ik wilde een nieuw drankje bestellen, maar het barmeisje zei bits dat ze de tent ging sluiten. Toen trok ik een van de blikjes whisky-cola uit mijn binnenzak en dronk dat met smaak leeg. Ik slaakte een diepe zucht en stelde mezelf mompelend gerust met mijn lijfspreuk: morgen wordt alles beter.